Noemt hen die aangenomen zijn, de zonen hunner wezenlijke vaders, die zal rechtvaardiger zijn in de oogen van God. En indien gij hunne vaders niet kent, laat hen dan zijn als broeders in den godsdienst en uwe makkers; en er zal geen misdaad in liggen dat gij op deze wegen dwaalt; maar wat uwe harten opzettelijk ontwerpen zal misdadig zijn; want God is genadig en barmhartig.